Anders dan zijn vele duizenden slachtoffers, moet J. Palmer zich voorlopig geen zorgen maken over zijn spaarcenten. De hoogste rechterlijke instantie in Engeland heeft thans geoordeeld dat een vroeger vonnis tegen deze oplichter pur sang niet kan worden uitgevoerd, ondanks het feit dat de frauduleuze herkomst van het geld duidelijk bewezen is.
In april 2002 was de rechtbank van oordeel dat Palmer moest worden veroordeeld tot een boete van 33 miljoen Pond Sterling (ongeveer 20 miljoen euro), wegens oplichting en bedrog van vele duizenden in de wereld van de time-share. Enkele maanden later was de rechter in beroep van mening dat het vonnis van april alleszins tijdelijk niet mocht worden uitgevoerd, omdat de openbare aanklager zich destijds had gebaseerd op een slecht geformuleerd wetsartikel.
Recent oordeelde een speciaal ter zake opgerichte rechtbank, zetelend als hoogste rechtsorgaan, dat het vonnis van april definitief als onbestaand moet worden gekwalificeerd. Enige hoop voor de slachtoffers blijft thans de invoering van een nieuw wetsartikel ter beteugeling van frauduleus verkregen winsten, waarbij de beschuldigde dient aan te tonen dat zijn bezittingen legitiem werden verkregen en niet omgekeerd.
De gedupeerden hebben zich verenigd en de verdediging van hun belangen toevertrouwd aan de gereputeerde advocaat I. Mitchell, die destijds de slachtoffers van de dolle koeienziekte heeft verdedigd tegen de Britse regering. Hij vordert voor alle getroffenen een totale schadeloosstelling van 111 miljoen euro.
Inmiddels blijft J. Palmer strafrechterlijk aangehouden maar, in afwachting van het nieuwe proces, blijft hij behoren tot het gilde van de meest rijke Britten van zijn generatie. Het bezit van de ongekroonde koning van de time-share maffia wordt momenteel geschat op 415 miljoen euro.